Zondag 27 april 1997 terreinrit in Limburg – omgeving Meerssen.
Ik met mijn pas gekochte – 2 maanden geleden – toch wel mooie Dodge en géén terreinrijervaring er naartoe. Mijn zus en zwager gaan mee.
Inschrijving 10.00 uur; 2,5 uur rijden vanuit Den Haag, je begrijpt wel, vroeg op dus. Voor dag en dauw waren wij op pad!
Bolletje-pijltje:
Een grote groep (een opkomst van 80 4×4’s) had zich al verzameld op het kerkplein voor de inschrijvingen toen wij aan kwamen rijden. Allemaal jeeps (leger-, Wrangler-, Vitara’s, e.d.), Landrovers, enz., van verschillend formaat en jawel … twee Dodgen en één Chrevolet-pickup. De hoop op regen is uitgekomen, dus dat gaat blubberen worden. We gaan vol moed van start.
Vanaf de start na 330 meter rijden wij al verkeerd, we treffen de verkeerde afslag. “Hé, jongens, er gaat een Dodge de verkeerde kant op!”, hoor ik iemand schreeuwen. “Ik ga er wel achteraan…” Wat blijkt nu, bolletje pijltje geeft meterafstanden aan van het ene plaatje/situatie naar de andere en aangezien ik géén dagteller heb, en enkel een mijlenteller, kom ik dus niet ver! Iemand van de leiding voorop om voor aansluiting voor ons te zorgen bij een groep, waar we dan maar achteraan blijven hobbelen.
Nu, nog geen 3 pagina’s verder in ons roadbook komen we muurvast te zitten in de modder. Ik de Dodge in z’n achteruit gezet om hem te bevrijden, weinig kans! De wagen achter ons, een Wrangler jeep, heeft ons weer vlot getrokken. We gaan weer verder…
Echter, nog geen 15 minuten later voelde ik m’n Dodge enigszins stuiteren. We rijden een verharde weg op en iemand roept: “Stoppe…!”. Wat blijkt, lekke band, rechts achter. Wat nu? Waar haal je zo snel een 36″ band vandaan op zondag? Mijn geluk van dat moment rijdt 3 auto’s achter mij, die grote blauwe Chevrolet, en de bestuurder leent ons zijn reservewiel. Met man en macht wordt er gewerkt om de band te verwisselen. Ik stond erbij en keek ernaar.
“Nou”, zegt René, “en dat voor een zondag. Normaal gesproken kom ik nu pas mijn bed uit en denk ik eerst eens aan een bak koffie! We zijn verkeerd gereden, we hebben al vastgezeten en een lekke band gehad en dat alles vóór 12.00 uur.” We krijgen de slappe lach.
We zetten de rit voort…
Even verderop komen we stil te staan, de politie versperd ons de weg. Er was geklaagd door de mensen die aan het eind van de veldweg woonden. De eerste groep die door kwam op dat stuk had zich zodanig misdragen door erg hard tussen de huizen door te rijden, zodat bij de bewoners de modder op de eerste etage hun ramen volplakte, nog maar te zwijgen over hun auto’s die er geparkeerd stonden. Dit is bij de organisatie in het verkeerde keelgat geschoten en zij heeft dus maatregelen getroffen zodat die groep niet meer zal worden toegelaten. Na telefonisch contact tussen de organisatie en de aanwezige agent hebben ze de situatie kunnen redden en de hele groep omgeleid en verderop op de route gezet.
We komen bij een behoorlijk steile en glibberige helling. Ik durf de Dodge niet omhoog te rijden. Ik krijg hier hulp van iemand met meer ervaring. Hij zet de tussenbak in Lo Loc en zegt: “Gas geven!”. Ik haal diep adem en we stuiven de gladde helling op. We redden het!
We vervolgen onze weg…
Onderweg trekken wij op onze beurt ook nog even een Landrover uit de klei. We rijden vervolgens over een smal onverhard pad met rechts prikkeldraad en links een diepe geul als afscheiding van het naastliggende akkerland. Voordat ik er erg in heb wat er gebeurd, maakt de Dodge een schuiver, geraakt van de weg en belanden we in de diepe greppel naast het pad. We staan zo scheef (rechterbanden in de greppel, linkerbanden nog op de weg) dat we met z’n drieën van de bank afglijden naar het rechterportier. René krijgt de deur open en we rollen gedrieën naar buiten. Ik sta een beetje bedrempeld naar m’n Dodge te kijken, denkend dat dit nooit meer goed gaat komen. “Zo, jij kan er ook wat van, zeg!” roept er één. Direct is er hulp en worden de handen uit de mouwen gestoken. De sleeptouwen komen weer tevoorschijn, het duurt wel even, met man en macht wordt er gestreden om de Dodge weer op het pad te trekken. Het lukt.
Opgelucht rijden we door… Ik kijk nog achterom en daar zie ik de volgende auto al weer in de greppel liggen.
Middaglunch, 14.30 uur, en nog maar op de helft van de route. Er zijn hot dogs en er is Huzarensalade. Ook wordt iedereen een bakkie koffie aangeboden. Tevens kan men zich hier even uitleven in een modderige ‘kuil’, waar iedereen zich voortreffelijk amuseert. Maar, wij houden het voor gezien, want het is voor ons nog 2,5 uur rijden naar huis met twee dagen poetsen in het vooruitzicht. Dodge zit onder de klei en de modder; van binnen en van buiten. Wij trouwens ook. Naar de kleur van mijn Dodge kan men nu gissen. We gaan moe, maar voldaan naar huis.