Introductie
Toen de Dodge Brothers, John en Horace, besloten hun eigen fabriek te openen en dit in de openbaarheid te brengen en om vervolgens hun eigen auto op de markt te brengen, na jarenlang leverancier te zijn geweest voor Ford, moeten zij zelfs verbaasd zijn geweest over de reacties. Meer dan 22.000 aanvragen van dealers bereikten hun kantoor in Hamtramck, Michigan, nog voordat iemand ook maar een idee had van de nieuw te bouwen auto en hoeveel die zou gaan kosten. Zoveel vertrouwen had men in het bedrijf.
The first Dodge Brothers automobile
UTILITY – ECONOMY – CONVERTIBILITY – ATTRACTIVENESS -DEPENDABILITY
De eerste Dodge werd geproduceerd op 14 november 1914, de Dodge Brothers touring car en had een wielbasis van 110-inch, met een 212 cubic inch L-head 4-cilinder (35 pk) motor die zo betrouwbaar bleek dat deze werd gehandhaafd tot 1920 zonder veel veranderingen, een ‘all-steel body’, een ‘electric starter’, bladveren op elk wiel èn een snelheidsmeter (iets wat niet terug te vinden was op de Model T Ford). De nieuwe auto was technisch gezien up-to-date.
Enkele maanden later volgde de roadster. De twee-zits roadster was gebouwd op hetzelfde chassis en met dezelfde motor als de touring car.
The new Dodge Brothers automobile was vastly superior to the Model T Ford, already technically obsolete by 1914. The two cars were not direct competitors in any sens. The Dodge Brothers touring car, the most popular model, sold for $785 through 1917. In contrast, the Model T Ford touring car sold for $490 starting in August 1914, but the price fell to only $360 two years later. Maxwell Motor Company’s touring car, which sold for $750 in 1914 and $670 the following year, was more directly competitive with the Dodge Brothers touring car. General Motor’s mid-priced cars, however, were markedly more expensive than comparable Dodge Brothers models. For the 1915 model year Oldsmobile offered a five-passenger touring car that
retailed for $1,285, while Buick offered five-passenger touring cars, the
Model C-25 ($950) and the C-37 ($1,235).
Gedurende het modeljaar 1915 produceerden Dodge Brothers enkel een touring car en een roadster, maar introduceerden een ‘winter car’ versie van beiden in september van dat jaar. Dit was simpel een standaard touring car of roadstermodel met een afneembare solide ‘winter top’. Deze optie kostte $165, wat de prijs van de beide modellen verhoogde tot $950, maar stelden de eigenaren ervan in staat het gehele jaar door te kunnen rijden. Er veranderde tot 1917 niet veel aan het uiterlijk van de wagens.
Op 31 maart 1916 groeide het oorspronkelijke verzoek van General John H. ‘Black Jack’ Pershing voor 6 Dodge Brothers touring cars, voor gebruik in de Mexican Expedition tegen Pancho Villa, uit naar 250 stuks, in navolging van Patton’s succesvolle verrassingsaanval op de hoofdkwartieren van de bandietenleider Colonel Julio Cardenas in Chihuahua. Lt. George S. Patton, Jr. nam 15 mannen en 3 Dodge Brothers touring cars mee in deze eerste gemechaniseerde cavalerie aanval van de U.S. Army op 14 mei 1916. In Patton’s woorden: “We couldn’t have done it with horses. The motor car is the modern war horse.”
Van 1917 tot 1923 werden alle Dodges gebouwd op een 114-inch wielbasis. In 1917 werden er een coupe en een 2-deurs (center-door) sedan toegevoegd aan de modellenlijn, beiden geprijsd $1,265. De center-door sedan bood plaats aan 5 passagiers, maar was niet erg populair. De twee-zits coupe leek veel op de roadster. Er veranderde tot 1919 niet veel aan het uiterlijk van de wagens.
De laatste twee belangrijke vernieuwingen aan de modellen vóór de dood van de beide Dodge brothers kwam in 1919. De eerste was een
4-deurs sedan geïntroduceerd in februari en werd verkocht voor $1,900.
De center-door sedan bleef in de verkoop voor modeljaar 1919 ($1,425). In april verscheen een five-window three-passenger coupe ($1,750) ter vervanging van de Rex ‘convertible’ roadster.
Over de gehele periode genomen van 1914 tot 1920 hebben de Dodge Brothers maar zeer weinig stijlveranderingen aan hun modellen doorgevoerd. De prijzen bleven stijgen naarmate de Dodge Brothers meer technische verbeteringen doorvoerden in hun nieuwe modellen. In het modeljaar 1920 konden de Dodge Brothers vijf modellen aanbieden: de touring car ($1,085), roadster ($1,085), seddan ($1,750), coupe ($1,750) en taxi ($1,850). Als extra verkochten ze chassis en twee verschillende business cars.
De Dodge brothers voerden regelmatig mechanische veranderingen en verbeteringen door, ongeacht het modeljaar, wanneer dat nodig of handig was, zoals bijvoorbeeld in 1917 de ‘dry multiple disc clutch’, fourteen-inch brakes, spiral bevel gears, a vacuum tank, improved radiators. Deze continuiteit in verbeteringen en vooruitgang in de Dodge Brothers automobielen vereiste een kwalitatief goede engineering en de Dodge brothers bouwden daarvoor een voortreffelijk engineeringsdepartement.
Dodge Brothers under Frederick J. Haynes, 1920 – 1925
De volledig stalen en gesloten cabine waren de grootste vernieuwingen voor het modeljaar 1923 door Dodge. In maart werd er een 4-deurs dichte sedan geïntroduceerd in de Dodgelijn en in juni verscheen de eerste ‘all-steel coupe body’. Dodge wou daarmee de bestuurder en de passagier beter tegen wind en regen beschermen. Het 1923 model van de Dodge Brothers business coupe, geïntroduceerd in juni 1922, was de eerste all-steel closed car in de automobiel industrie. Daarvoor hadden de Dodge Brothers en anderen al wel gesloten auto’s geproduceerd, echter waren samengestelde (staal en hout) constructies. De all-steel body bestond uit een stalen frame en stalen panelen en was lichter en sterker dan de uit hout en staal samengestelde bodies van die tijd.
In 1922 en 1923 nam archeologist Roy Chapman Andrews 3 Dodge Brothers touring cars mee op zijn 10.000 mijl Central Asiatic Expeditions in China en het binnenland van Mongolië. Ze voldeden uitstekend en legden de 10.000 mijl af zonder mechanische problemen.
In juli 1923 voerde Dodge zijn meest radicale stijlverandering door. De wielbasis voor alle 1924 Dodge modellen werd 116 inches, de gehele wagen kreeg een verlaagd uiterlijk, er werden luchtsleuven aangebracht op de motorkap, automatische ruitenwissers verschenen, kachels en verbeterde stoelen en bekleding en er werden Special Series geïntroduceerd, eigenlijk de gewone modellen, maar luxe uitgevoerd. In januari 1925 showde Dodge Brothers twee nieuwe modellen op de New York Automobile Show, een 2-deurs sedan en een special coach.
De populariteit van de Dodge-wagens bleef maar stijgen en tegen midden 1925 reden er al een miljoen Dodges rond.
The Dillon, Read Years and the Merger with the Chrysler Corporation
In 1926 werd een ‘two-unit 6-volt electrical system’ geïntroduceerd. De nieuwe Dodgemodellen die verschenen in 1926 waren sport-versies van de roadster, een rumble-seat roadster en een sport touring car.
In 1927 werd de Dodgestijl opnieuw veranderd (the first major shake-up of Dodge Brothers products since 1914). De Fast Four met zijn 108 inch wielbasis maakte zijn debut in juni dat jaar (basisprijs $855). Met zijn lichte gewicht en 40 pk motor bereikte de Fast Four een topsnelheid van 60 mph, ‘the fastest four-cylinder car in America’. In mei 1927 bracht Dodge zijn eerste 6-cilinder auto uit, de Senior Six op een 116 inch wielbasis. De nieuwe L-head six had een inhoud van 224-cubic inch en leverde 60 hp. De auto was bedoeld voor de hogere prijsklasse en de 4-deurs sedan stond in de advertenties te koop voor $ 1.595 en de 2-deurs coupe voor $1,495.
In november 1927 kwam een op alle vier de wielen werkend remsysteem uit.
1928; de 4-cilinder modellen werden niet langer meer geleverd, maar twee nieuwe modellen met 6-cilinders verschenen: de Victory Six met een 112 inch wielbasis en de Standard Six met een 110 inch wielbasis. De Senior werd op een 120 inch wielbasis gezet.
Walter P. Chrysler, die in 1923 een autofabriek had opgericht, kocht Dodge in 1928 van de bank voor 170 miljoen dollar. Een van de redenen voor Chrysler om Dodge te verwerven en toe te voegen aan zijn relatief jonge onderneming was niet alleen de grote reputatie van Dodge, maar ook het grote Dodge Brothers dealernetwerk. Dankzij Dodge, en de ook in 1928 door Chrysler gestarte merken DeSoto, Plymouth en Fargo, werd de Chrysler Corperation in één klap de derde automobielproducent ter wereld.
In 1929 fuseerden de drie bestaande Dodgelijnen tot twee: de Six en de Senior. De Dodge Brothers Six werd de nieuwe naam voor de nieuwe Victory Six lijn met dezelfde motor en werd een groot succes. De Six werd verkocht voor $995. Chryslers invloed werd merkbaar in de nieuwe stijlveranderingen van de wagens, zoals bijvoorbeeld de koplampen die geplaatst werden op een grillbar. Vanaf modeljaar 1929 had Dodge uitsluitend nog 6-cilinder motoren, de aloude 4-cilinder was verdwenen.
Ondanks dat Amerika in de greep was van de economische depressie kwam Dodge in 1930 met de eerste L-head 8-cilinder motor in een wagen met 114 inch wielbasis, de Dodge Brothers Eight. De straight eight had een inhoud van 220.7 cubic inches en was uitgerust met een valstroom carburateur (een noviteit was dat Dodge als eerste Amerikaanse fabrikant een valstroom carburateur installeerde). Een andere Dodgeversie, de Six, kreeg een 109 inch wielbasis, de kortste ooit gemaakt door Dodge. Verder in de jaren 1930 was Chrysler de eerste die een gebogen voorruit uit één stuk introduceerde.
Begin jaren dertig werd de naam Dodge Brothers geleidelijk veranderd in Dodge. In 1931 verscheen voor het eerst de Rocky Mountain ram als motorkapornament op een Dodge. De Chrysler Corporation schiep steeds meer duidelijkheid in de positionering van de merken: Chrysler was het duurste en Plymouth het massamodel. Dodge en DeSoto zaten daar tussenin. In het begin was Dodge de duurste van de twee en vanaf midden jaren dertig DeSoto.
In 1932 behield Dodge de zevende plaats in de verkoopmarkt als de automobielindustrie naar zijn laagste punt daalt tijdens de depressie. De nieuwe ‘automatic clutch’ was een optie en ‘free wheeling’ werd een standaard uitrusting.
In 1933 waren zes nieuwe bodystijlen leverbaar voor de Six en vijf voor
de Dodge Eight. Op de wagens verschenen de nieuwe V-gevormde
grills. Een nieuwe Dodge Six kon gekocht worden voor $595. Naast andere Chrysler auto’s verschenen er ook in de Dodges de nieuwe stille
‘all-helical gear transmissions’.
In 1934 verdwenen de houten spaakwielen en werden stalen wielen standaard geleverd. Dit jaar werd de onafhankelijke wielophanging met schroefveren geïntroduceerd. De 8-cilinder Dodge moest het afleggen tegen de meer economische Dodge Six die beter verkocht. De 8-cilinder verdween in dit jaar uit het Dodgeprogramma. Chrysler was toen nog
het enige merk in het concern met zo’n motor.
In 1934 introduceerde Chrysler de Airflow. Bij het bouwen van de Airflow gebruikte Chrysler technieken uit de luchtvaartindustrie. Ook werd bij de ontwikkeling van dit model voor het eerst gebruik gemaakt van een windtunnel. Dankzij de aërodynamische lijnen, de automatische transmissie en het revolutionaire interieurontwerp was de Chrysler Airflow zijn tijd ver vooruit.
In 1935 verschenen voor de komende vier jaren de Dodge wagens op een wielbasis van 116 inch. De radiatordop werd verplaatst naar onder de motorkap. De schroefveren werden vervangen door bladveren in de voorwielophanging totdat in 1939 de schroefveren opnieuw werden geïntroduceerd bij Dodge. Deze schroefveren en andere chassisonderdelen werden gemaakt van een harde nieuwe staallegering genoemd Amola. Met 155.899 zendingen werd Dodge een stabiele vierde in de verkoopmarkt.
In 1937 werd er aardig wat aandacht besteed aan het instrumentenpaneel. Ingebouwde ruitontwazemers verschenen voor het eerst in de Dodges als ook in andere Chrysler auto’s. In 1938 werd de handrem verplaatst naar een andere locatie en ontworpen met een pistol-grip handgreep. De verschillende Dodge modellen werden geleverd met prijzen tussen de $808 en $1275.
Ter gelegenheid van zijn 25ste verjaardag presenteerde Dodge in 1939 een volledig nieuwe modelgeneratie met geïntegreerde kofferruimte, in de spatborden geïntegreerde koplampen, in twee gedeelde voorruit, Dodges ‘Safety Light’ snelheidsmeter die vanaf 50 mpu waarschuwend rood verlicht werd en werd de versnellingshandel verplaatst naar de stuurkolom. Het topmodel droeg de zeer passende naam ‘Luxury Liner’.
Midden jaren dertig stegen de verkoopcijfers van Dodge fors en was het het vierde merk in de VS, achter Chevrolet, Ford en Plymouth. Hoewel de produktie-aantallen rond 1940 ongeveer gelijk waren, zakte Dodge in die periode toch een paar plaatsen.
In 1940 groeide de wielbasis uit naar een 119.5 inches. Verborgen scharnieren, ingebouwde koplampen en schuimrubberen kussens dragen bij tot de nieuwe stijl van de vroege jaren veertig. Met 189.643 exemplaren was Dodge verantwoordelijk voor een 26% van de totale hoeveelheid door Chrysler Corporation gebouwde auto’s in het bouwjaar 1940.
Reeds lang voor de Tweede Wereldoorlog was Chrysler een van de grootste defensiebedrijven van de Verenigde Staten. Voor het begin van die oorlog werden ook al voorbereidingen getroffen tot oorlogsproductie. In 1940 tekende Chrysler een contract met de Amerikaanse overheid voor de bouw van een fabriek voor, en de produktie van, tanks. Dat contract was $54,5 miljoen waard. In januari 1941 leaste Chrysler een fabriek van de Graham-Paige Motor Company voor de productie van onderdelen voor de B-26 Marauder bommenwerper. Ook ontwikkelde Chrysler zelf een nieuwe V12 vliegtuigmotor. Eind maart 1941 kreeg Chrysler een nieuw contract voor de productie van 40mm luchtafweergeschut. De onderdelen werden vervolgens in verschillende fabrieken van Chrysler gemaakt en dan geassembleerd. Op 24 april rolde ook de eerste M3 Grant-tank van de band. Op 21 juli kreeg Chrysler een extra order voor de tanks van $75 miljoen, of ongeveer 2000 stuks. Naast het voorgaande produceerde Chrysler ook nog veldkeukens, koelkasten, ontstekingen, granaten, landingsgestellen en militaire ambulances en vrachtwagens. De productie van auto’s bleef intussen wel doorgaan. Vanaf 1941 werd die verhinderd door materiaaltekort. Op 31 januari 1941 kwam de productie van het merk Plymouth tot stilstand.
In 1942 werden de serienamen veranderd in Custom en Deluxe. Interessante optie was een zoemer die afging als de auto werd gereden met de handrem nog aangetrokken. Er werden 68.522 Dodges gebouwd totdat – de oorlog echter zou de zin in luxe brutaal afkoelen – Dodge in de lente van 1942 totaal overging op de produktie van vrachtwagens en terreinwagens voor het leger. Daarmee werd de basis gelegd voor de Dodge Power Wagon.
De naoorlogse jaren verliepen voor Dodge net zoals voor de meeste US-constructeurs. In eerste instantie werd de productie van de vooroorlogse modellen weer opgestart. De vraag naar nieuwe auto’s was zo groot dat deze geproduceerd werden van 1946 tot 1948 met maar weinig tussentijdse stijlveranderingen (waren eigenlijk alleen maar verbeteringen van de oude vooroorlogse automobielen) of mechanische verbeteringen. De eerste echt nieuwe Dodges kwamen in februari 1949 op de markt…
In 1949 volgde een nieuwe moderne Dodge-generatie met drie modelseries: de Wayfarer, Meadow-brook en de Coronet, waarmee Dodge probeerde de meest uiteenlopend gevulde portemonnees van de middenklasse te overtuigen. “Just a few dollars more than the lowest-priced cars!” probeerde Dodge ook koele rekenaars te overtuigen en herinnerde hen bovendien aan hun bijna legendarische betrouwbaarheid: “Get all the famous dependability!”
De populariteit van de 4-deurs sedan was nog nooit zo groot als in 1950. Dodge bracht bijvoorbeeld 221.791 sedans uit, oftewel 60% van de totale Dodge verkopen. Ook verschenen, naast andere Chrysler wagens, Dodge stationwagens.
In 1953 werd een van de beroemdste motoren uit de autogeschiedenis gemaakt. De Dodge 140 pk sterke (4 L) Red Hemi V-8 met halfellipsvormige (hemisferen) cilinderkoppen werd in de Dodge Royal gemonteerd. Ongeveer 56% van de gebouwde Dodges in dat jaar waren V-8’s. De PowerFlite, Dodge’s eerste vol automatische transmissie, was een optie voor de V-8 modellen. De cilinderinhoud en het vermogen van de motoren, met name de V-8’s, nam in de jaren vijftig snel toe.
Vanaf 1955 was de Coronet het instapmodel. Daarop volgden de rijkelijk uitgeruste en daardoor iets duurdere modelseries ‘Royal’ en ‘Custom Royal’! De Coronet kwam met verschillende modellen behalve een convertible: een 2- of 4-deurs station wagon genaamd Suburban, een hardtop coupé (de V8 Coronet ‘Lancer’), een 2- of 4-deurs sedan en een 4-deurs 8-passenger limousine.
De naam Lancer werd driemaal door automerk Dodge gebruikt om een automodel te benoemen. Begin jaren 60 en eind jaren 80 was de Dodge Lancer een volwaardig model.
Van 1955 tot 1959 werd de naam Lancer gebruikt om de 2-deur en 4-deur hardtop-coupéversies van de Dodge Coronet, de Dodge Royal en de Dodge Custom Royal aan te duiden. Voor 1960 liet men de naam weer vallen.
Ook in 1955 kon een speciale uitvoering, een Dodge 2-deurs hardtop voor vrouwen geleverd worden genaamd La Femme. Met dit speciale model was Dodge misschien wel de eerste onderneming die aandacht besteedde aan marketing voor vrouwen. Achter ‘La Femme’ verbergt zich, tenminste in het modeljaar 1955, nauwelijks meer dan een vrouwelijk aangepaste Lancer (Custom Royal Lancer, het tweedeurs topmodel van Dodge), die gelakt werd in de kleuren ‘heather rose’ en ‘sapphire white’, de wieldeksels waren roze gelakt en het identificatieplaatje ‘La Femme’ op de voorste spatborden was verguld. In 1956 maakte Dodge exclusief voor dit model de twee zachte kleuren ‘misty orchid’ en ‘regal orchid’. Maar de auto viel niet erg in smaak bij het vrouwelijke publiek en dus was het voor de eerste vrouwenauto ter wereld, die seriematig was uitgerust met een bij elkaar passende paraplu, plastic regencape en handtas in opvallende kleuren als perzik, in het modeljaar 1957 alweer afgelopen, na nauwelijks 2.500 verkochte exemplaren.
Two- en three-toned lakwerk kon standaard geleverd worden voor de Dodges in 1955. In dat jaar noteerde Dodge een groei van 160% en had Dodge meer V-8 motoren, die ze deelden met Plymouth, dan waren het vermoedelijk dat jaar nog meer dan 276.936 Dodges geworden.
Chrysler bleef na de oorlog over het algemeen conservatieve auto’s bouwen. De modellen kwamen niet meer overeen met de veranderende smaak van de consumenten. Die werden verleid door de innoverende stijl van de concurrentie die steeds langere, bredere en lagere auto’s bouwden. In 1955 haalde Chrysler ontwerper Virgil Exner binnen. Onder diens Forward-look-stijl waaide er opnieuw een frisse wind doorheen Chrysler’s gamma. De nieuwe stijl hield onder meer grote staartvinnen, gebogen glas, een lagere daklijn, dubbele koplampen, een langere motorkap en een meer agressief uiterlijk in. Zelfs de 1956 Dodge had indrukwekkender vinnen dan zijn concurrenten van Ford en GM. Daarmee stond Chrysler opeens weer aan het front van het vernieuwend design. Doch werden de nieuwe modellen te snel in productie gebracht met kwaliteitsproblemen tot gevolg. Gecombineerd met een economische recessie zorgde dit er ook voor dat Chrysler in de slechte papieren bleef zitten.
In 1956 konden de vermogen-bewuste Dodgeklanten een D-500 motoroptie bestellen, die een vermogen van 230 of 260 pk leverde. De
D-500 motor maakte dat Dodge stockcar winnaar werd in 1956. Wie op zoek was naar meer comfort, had waarschijnlijk de nieuwe push-button automaat op zijn verlanglijstje staan. Hierbij werden de versnellingen via een druk op de knop gekozen. De 6-volt electrical system werd vervangen door de 12 volt electrical system in 1956.
Toch liepen de verkoopcijfers in 1956 terug met 27%.
1956 Dodge D-500, Daytona Standing Start Flying Mile event
In 1957 waren er twee V-8’s van respectievelijk 5.3 en 5.8 liter. Deze laatste, de D-500-1 motor met 340 pk, hield Dodge op de voorgrond in de stockcar races in 1957. Deze topmotor was in alle modellen te koop. De 3-traps TorqueFlite automatische transmissie was nu een optie in Dodge auto’s.
Chrysler had een indrukwekkende staat van dienst als het gaat om design. Al in de beginjaren van de Chrysler Corporation lieten ontwerpers hun fantasie de vrije loop. Steeds weer kwamen ze met spraakmakende creaties op de proppen. In 1950 introduceerde Virgil Exner, Chrysler’s eerste vice-president op het gebied van styling, de zogenaamde ‘idea cars’. Deze auto’s boden de ontwerpers unieke kansen om hun ideeën te ontwikkelen tot concrete toepassingen. De idea cars leidden uiteindelijk tot bijzondere auto’s als de Dart (1957). De designers van Chrysler noemde deze auto ‘het watervliegtuig op wielen’. De Chrysler Dart viel op door zijn enorme staartvinnen. Eén van de belangrijke vernuftigheden van deze klassieker was de hardtop, die elektrisch openschoof. Tegenwoordig wordt nog steeds volgens dit succesvolle principe gewerkt. Met de huidige concept cars worden vooruitstrevende technieken en stijlen verkend. Zo kan Chrysler zijn leidende positie op het gebied van design behouden. De Crossfire en de PT Cruiser zijn daarvan het levende bewijs.
In 1958 groeide de populariteit van opties op de Dodge wagens als stuurbekrachting (gebruikt op 62.5% van de gebouwde Dodges); rembekrachtiging (34%); getint glas (23.4%) en automatische transmissie (96.4%). De Coronet was verantwoordelijk voor 70% van de totale Dodge verkopen.
In 1959 kwam de vandaag legendarische 383 ci-V8 in het Dodgeprogramma, die in de versie (D-500-optie) met twee carburateurs een vermogen van 345 pk leverde. In dit jaar leverde Dodge de zogenaamde ‘swivel-type front seats’ als populaire optie, die zich, om makkelijker in- en uit te stappen, naar buiten lieten draaien.
1960 Dodges at Chrysler Proving Grounds, Chelsea, Michigan
Dodge zag in dat er vraag was naar een meer compacte auto. Hierin werd in 1960 voorzien met de Dart, die werd aangedreven door een 6-cilinder motor met een 118 inch wielbasis. Met deze auto stapte Dodge in de markt van de goedkopere typen Ford, Chevrolet en Plymouth. De laaggeprijsde Dart was te koop voor $2,000 en $2,100. In hetzelfde jaar kregen de grotere modellen nieuwe namen, Matador en Polara. De Polara was het enige model beschikbaar met de langere 122 inch wielbasis. Alle Dodge wagens werden gebouwd met een zelfdragende carrosserie.
Chrysler was in 1960 de eerste van de ‘Grote Drie’ die de zelfdragende carrosserie introduceerde in de V.S.. Ook werd de compacte Valiant geïntroduceerd. Gedurende één jaar was Valiant een apart automerk. In 1961 werd het model overgenomen door Plymouth als de Plymouth Valiant. In Canada bleef het merk Valiant tot 1966 op zich bestaan.
In 1961 verscheen de eerste Dodge-versie van de Valiant, de compacte Lancer op een 106.5 inch wielbasis en met de 101 pk Slant Six motor. Hij was echter geen lang leven beschoren (de Lancer was waarschijnlijk op dat moment tè klein voor het Dodge image). De verkopen waren bijzonder goed in 1960, met meer dan 300,000 verkochte Darts; maar in 1961 waren er dat maar 167,678 en in 1962 148,356, maar nog steeds het dubbele van de totaal verkochte Lancers, onder de 65,000 voor 1962. Dodge managers besloten de Lancer uit het programma te halen en met een nieuwe (1963) Dodge Dart uit te komen.
De verkoop van het merk DeSoto ging intussen jaar na jaar achteruit. In oktober 1960 werd de laatste DeSoto gelanceerd. Die heette gewoon DeSoto en kreeg geen modelbenaming meer. Op 30 november 1960 werd de productie stilgelegd en na modeljaar 1961 was het definitief gedaan met het merk. De doelgroep van DeSoto werd daarop overgenomen door de goedkopere Chrysler Newport.
In mei 1962 verscheen een geheel nieuwe lijn Dodge wagens met een 122 inch wielbasis, de 880 en Custom 880 met een 361 ci standaard V-8 motor. De ‘Big new Dodge’ 880 en Custom 880 waren varianten van de 1962 Chrysler Newport en werden maar voor een paar jaar verkocht, van 1962 tot einde modeljaar 1965. De 880 was een noodoplossing en snel op de markt gebracht om het Dodges kwetsbare mid-price fullsize veld te redden alsmede om de leegte op te vullen dat was ontstaan door de stopzetting van het merk DeSoto in 1961. De Custom 880 was een snelle oplossing voor de eis van de consument voor een full-size Dodge auto gedurende het modeljaar 1962. De modelbenaming Custom 880 stamt af van Dodges numerieke modelbenamingsstructuur dat ook gebruikt werd voor de Dart en de sportieve modellen van de Polara.
Dodge beëindigde de Custom 880 naamplaat in de US aan het eind van het modeljaar 1965. Daarvoor in de plaats kwam de Dodge Monaco.
De Dodge Monaco was een full-size auto gebouwd tussen 1965-1978 en 1990-1992. In 1966 verving de Monaco de Custom 880 series en de voorgaande Monaco werd de Monaco 500.
De legendarische Room 13 was de plek waar de krachtige ontwerpen van Dodge werden getest en geperfectioneerd. Het was de enige plaats in de wereld met een krachtmeter die sterk genoeg was om het vermogen van een Dodge te meten.
Midden jaren zestig duikt de 415 pk ‘Ramcharger‘ 413 cub inch (6.8L) V-8 op, in eerste instantie alleen geschikt voor racepiloten met een licentie. Een groep van technici en ingenieurs die met steun van Chrysler deelnamen aan het kwartmijl-duel, werd legendarisch. Uitgerust met de Max Wedge 413 ci, Max Wedge Stage II & III 426 ci – allemaal met de imago-versterkende bijnaam ‘Ramcharger’ – en vanaf 1964 met de nieuwe 426 ci Hemi, behoorden de Ramcharger Darts, Polara’s en Coronets en hun piloten absoluut tot de quartmile-heros.
Vanwege de veiligheid verbood Nascar in 1965 de Hemi-motor, waardoor Dodge de races ging boycotten. In 1966 werd alles bijgelegd en begon Dodge aan een fantastisch kampioenschap, met de Hemi in een zwaardere wagen.
In 1964 werd de Plymouth Barracuda op de markt gegooid. Hij was de Ford Mustang twee weken voor en wordt daarom wel eens gezien als de echte eerste ‘pony car’. Ondanks de hogere kwaliteit van de Barracuda verkocht de Mustang toch 110 keer beter en was het de Mustang die legendarisch werd.
Later in de jaren zestig kwam de muscle car op. Goedkope brandstof en nieuwe technologie om het vermogen te kanaliseren kenmerkte het tijdperk van de krachtige wagens. Chrysler boorde het nieuwe segment aan met de Plymouth GTX, de Road-Runner en de legendarische Dodge Charger. In 1967 kwam de eerste Dodge R/T, wat stond voor ‘Road&Track’, op de markt. De Coronet R/T, met standaard een V-8 van 7.200cc en 375 pk, was de eerste in een lange rij krachtige R/T-voertuigen. De Super Bee was een muscle car van Chrysler’s Dodge divisie in beperkte produktie genomen van 1968 t/m 1971. De originele Super Bee was gebaseerd op de Dodge Coronet. Het was een 2-deurs model en het was de company’s low-priced muscle car, equivalent aan de Plymouth Road Runner en kostte $3,027.
Het moet gezegd, Dodge maakte enkele moeilijke jaren door, samen met de Chrysler Corporation en de rest van de auto-industrie trouwens. Maar het trotse Amerikaanse merk bleef niet bij de pakken neerzitten en herontdekte in de jaren tachtig zijn roots: kwaliteit en betrouwbaarheid. Samen met de andere automakers in de VS ging het weer auto’s produceren die glansrijk met de importmodellen konden concurreren.
Chrysler zette de jaren 1970 goed in met recordverkoopcijfers in 1972 en 1973. Doch brachten de oliecrisis van 1973 met bijbehorende hoge benzineprijzen, hoge rente, inflatie en een verminderde consumptie het concern halfweg het decennium aan de financiële afgrond. De klanten vroegen om compacte auto’s en die had Chrysler nauwelijks (een tijdlang leek het devies: ‘hoe groter, hoe beter’). Toen de oliecrisis in 1979 toesloeg werd Chrysler op de knieën gedwongen en was het concern zo goed als bankroet. Op 20 december 1979 keurde het Amerikaanse Congres de Chrysler Corporation Loan Guarantee Act goed. Chrysler kreeg hierdoor voor $1,5 miljard aan leningswaarborgen toegekend van de Amerikaanse overheid om het faillissement te vermijden. Het personeel moest loon inleveren en de toeleveranciers moesten goedkoper leveren. Hierdoor kon Chrysler overeind blijven ondanks de recordverliezen die in 1980 opliepen tot $1,7 miljard.
Nieuwe modellen brachten beterschap begin jaren 1980. Chrysler begon snel haar leningen af te betalen. Daartoe was flink geherstructureerd. Zo werd de helft van het bediendenpersoneel weggesnoeid. In augustus 1983 waren de federale leningen afbetaald, zeven jaar vroegtijdig.
In 1979 begon Chrysler ook aan de ontwikkeling van een volledig nieuw type voertuig. In 1983 resulteerde het project in de Dodge Caravan en de Plymouth Voyager, ‘s werelds eerste monovolumes: Minivan genoemd in de VS. De minivan sloeg in als een bom en werd meteen een kaskraker voor Chrysler, zowel in Amerika als in Europa waar de Chrysler Voyager in 1988 op de markt kwam.
Dodge stapte in op de verleiding om onder een open hemel te rijden en bracht de eerste Amerikaanse convertible in jaren op de markt. De Dodge 400 uit 1983 was de eerste in een lange rij succesvolle en betrouwbare convertibles.
Tot 1978 telde de VS vier grote autoconcerns en in maart dat jaar nam Chrysler (nummer 3) American Motors (nummer 4) over. AMC was op dat moment vooral aanwezig met de merken AMC en Jeep. AMC werd in 1998 stopgezet, Jeep overleefde wel, mede door de grote aanvraag naar SUV’s in de jaren 1990.
In 1998 kwam Dodge samen met Chrysler in handen van het Duitse DaimlerChrysler. Op 15 mei 2007 werd bekend dat Chrysler, het Amerikaanse onderdeel van DaimlerChrysler, voor een bedrag van € 5,5 miljard door de Amerikaanse investeringsmaatschappij Cerberus Capital Management zal worden overgenomen voor een belang van 80% in het bedrijf, Daimler zal een klein aandeel behouden.
THE DODGE DART
The Early (Big) 1960-1962 Dodge Darts
De Dodge Dart was een auto gebouwd door de Dodge-divisie binnen de Chrysler Corporation van 1960 tot 1976. De compacte Dodge Dart (gebaseerd op de Chrysler A-body) werd geproduceerd van 1963 tot 1976. De Dart werd geïntroduceerd als een lager geprijsde, kortere wielbasis, full-size Dodge in 1960 en 1961, tot een mid-size auto in 1962 en werd uiteindelijk een compact tussen 1963 en 1976.
Dodge gebruikte de naam ‘Dart’ ook voor een Ghia-gebouwde show car in de jaren vijftig. Er zijn zo’n 3,7 miljoen compact Darts verkocht, en de Dart verwierf al snel de reputatie van duurzaamheid en betrouwbaarheid. De Dodge Darts zijn overal op de wereld verkocht en gereden, en specifieke landgebonden versies van de Darts werden verkocht in Canada, Brazilië, Colombia, Spanje en Australië. De modellen variëren van 2-deurs tot 4-deurs sedans, 2-deurs hardtops, 2-deurs fastbacks (de Demon en Dart Sports) en convertibles. Zelfs een stationwagen was gebouwd van 1963 tot 1966.
De Dart was leverbaar met genoeg keuzes aan motorblokken, van de workhorse slant-six tot enkele very powerful V8 small-block motoren en de big-block 383 cubic inch. Alleen voor het bouwjaar 1969 was er nog de aanwinst van een 440 cubic inch V8 in de Dart GTS en een klein aantal 426 Hemi motoren in de ‘Hurst’ editie Dart.
Drie- en viertraps automatenbakken waren leverbaar, maar de meest populaire transmissie was de drietraps Torqueflite.
Als men aan de Dodges denkt van de jaren 60, denkt men maar zelden aan de Dart, maar meer aan Charger, Coronet of Super Bee. Overschaduwd door het succes van zijn broers, zijn de Darts vaak over het hoofd gezien, wat jammer is, sinds deze compacte wagens een hit waren toen ze nieuw uitgebracht werden en nog steeds hip heden ten dage. Alle Darts zijn gebouwd op duurzaamheid en motoronderdelen zijn nog steeds volop te krijgen.
De Dart startte zijn leven als een doodgewone compact auto in 1963, maar in de late jaren 60 groeide de goedkope Chrysler A-body wagen met zijn gehaaide gewicht-vermogen verhouding uit tot een verassende winnaar op straat en op de strip. Ze leverden uitzonderlijk goede prestaties voor een aanvaardbare prijs.
Eerste generatie (1960-1961)
Voor Dodge was 1960 een belangrijk jaar. Toen presenteerde men niet alleen de Slant-six, maar tegelijkertijd ook de Dart, die als instapmodel nieuwe klanten moest aantrekken. De eerste Dodge Darts waren full-size modellen ontwikkeld om de Plymouth te vervangen als de lager geprijsde wagen (tussen $2,000 en $2,100) voor het Dodge dealer netwerk; Dodge dealers verkochten de Plymouth al sinds 1930, maar reorganisaties binnen de divisie in 1960 namen de Plymouth weg van het Dodge dealer netwerk. De Dart was een full-size wagen, maar reed met een korter, aan Plymouth ontleent 118 inch chassis. De Dartlijn was ingedeeld in drie versies: de Seneca, de Pioneer en de Phoenix, met een keuze van wel 17 verschillende kleuren en met drie motoren: een nieuwe 3,7 liter zes-in-lijn, standaard op de eerste twee varianten, en twee V-8 motoren van 5,2 en 6,3 liter. De zes-in-lijn leverde 145 pk en bood een verbruik van 9,5 liter per 100 km.
De nieuwe zelfdragende carrosserieconstructie van de 1960 Dodge Darts was de grootste stap voorwaarts in de automobielindustrie sinds de introductie van de ‘all-steel bodies’.
Norm Thatcher reed met een opgepepte Dart Phoenix op de Bonneville-zoutmeren voor Dodge drie wereldrecords bij elkaar en bereikte daarbij een topsnelheid van een nagenoeg ongelooflijke 308,6 km/u. De Dart bleek een knaller en Dodge behaalde in 1960, na een eerder droevig voorgaand jaar, een verkoop van 368.000 auto’s, wat hen meteen een zesde plaats opleverde in de inschrijvingsstatistieken. Met deze verkoopcijfers liet Dart de full-size Dodge Matador en Dodge Polara ver achter zich en concurreerde binnen het bedrijf met Plymouth.
In 1961 bleef de Dart de kleinste full-size wagen, maar nog steeds een B-body (118 inches wielbasis), en werden weer ingedeeld in drie uitvoeringen: Phoenix, Pioneer en Seneca. De Polara was het enige model beschikbaar met een langere wielbasis (122 inch). Er was keuse genoeg aan beschikbare motoren met, nieuw voor 1960, de 225 cub inch (3.7 L) Slant Six; de 318 cub inch (5.2 L) en 361 cub inch (5.9 L) V-8’s waren ook leverbaar voor Dart. Alle serie Darts werden standaard uitgerust met de drie-traps automatenbakken aan het stuur geschakeld. De Dart veroverde een vangst van 90% van de totale Dodge verkopen in 1961. Onder druk van de steeds succesvoller wordende importmerken – Chrysler zelf bracht het merk Simca als import op de Amerikaanse markt – en door de politieke situatie van de Koude Oorlog, was de algemene situatie minder optimistisch en leek er zich een trend af te tekenen om compactere auto’s te kopen, die Dodge tegemoet kwam met de Lancer in 1961 op een wielbasis van 106.5 inch met een 101 pk Slant-six motor. Deze auto was gebaseerd op de een jaar eerder gepresenteerde Plymouth Valiant. Het was de eerste Dodge in jaren die minder dan 5 meter lang was.
De Dart verkoopcijfers daalden in 1961 met 53% naar 142.000 stuks, de Polara presteerde nog minder (14.032 stuks). De compacte Dodge Lancer had een produktie van 74.773 exemplaren en zijn Plymouth tweeling, de Valiant, een verkoop van 143.078 stuks. Dodge daalde in 1961 naar een negende plaats in de inschrijvingsstatestieken. De 1962 Dodgeproduktie was, de Tweede Wereldoorlogperiode uitgesloten, de slechtste sinds 1936.
Tweede generatie (1962)
In 1962 paste Dodge ook de lijnen van de nog eens kleiner gemaakte Dart aan het compacte Lancerdesign aan (116 inch wielbasis). De Seneca, Pioneer en Phoenix verdwenen in 1962 en daarvoor in de plaats kwamen andere uitvoeringen, respectievelijk: Dart, Dart 330, Dart 440 en de Dodge Polara 500. De verkoopcijfers daalden in 1962 nog verder tot nog maar de helft van de verkopen in 1960, over de Lancerverkopen nog maar niet te spreken (onder de 65.000 in 1962). Dodge managers dropten de naam Lancer en brachten een nieuwe Dodge Dart uit.
Derde generatie – The compact 1963-1966 Darts
In 1963 verscheen de nieuwe Dart-lijn als plaatsvervangend opvolger van de niet zo succesvolle Dodge Lancer van 1961-1962. De Lancer was gebaseerd op zijn tijdgenoot de Valiant en vertoonde er een zeer sterke gelijkenis mee. Dit gemis aan individualiteit was misschien de reden van Lancer’s slechte verkoopcijfers. De Dart loste dit probleem op.
Nog steeds een naaste neef van de Valiant, was de Dart meer onderscheidend en bood meer waar voor zijn geld, dat wat men ook verwachtte van Dodge. De wielbasis van de Dart was 111 inches, 5 meer dan de Valiant met zijn wielbasis van 106 inches, en met zijn lengte van 195.9 inches was de nieuwe Dart de ‘grote’ concurrent voor de rivaliserende compacte auto’s. Dit 111 inch (2819mm) wielbasis chassis bleef tot de laatst gebouwde Dart in 1976. De extra lengte kon teruggevonden worden in de indrukwekkende kofferbakruimte en het interieur dat genoeg ruimte liet voor 6 passagiers. De Dart was mooi vormgegeven tot een uitgebalanceerd, effectieve (doelbewuste-) look en mooi design. De Dart was leverbaar in een 2- of 4-deurs sedan, 2-deurs hardtop coupé, station wagon en convertible. Drie versies waren nu beschikbaar: Dodge Dart 170, Dodge Dart 270 en Dodge Dart GT, allen uitgerust met de beroemde Slant Six (met standaard uitgerust de 170 cid six 101 pk en als optie de grotere 225 cid unit 145 pk). Ook een optie was de TorqueFlite automatic transmission.
Chrysler Corporation was zo zeker van de nieuwe Dart met zijn prestaties, comfort, kwaliteit en zijn mooie en ruim vormgegeven carrosserie (het leken meer ‘kleine Imperials’ dan compacts), dat ze de Dart een garantie van 5 jaar (50.000 mile garantie) meegaven bij de verkoop. Deze garantie en zijn goede design, leverde een verkoop op van 153.992 auto’s, een voortreffelijke hoeveelheid. De verkoopcijfers van de Dart beginnen te klimmen in 1963 en blijven stabiel voor de duur van het Darttijdperk als Dodge model.
In 1964 werden er 193.035 Darts verkocht, waaronder 48.830 GT’s. Kijkt men naar de gehele Dodgelijn dan verkocht Dodge in 1964 (het jaar dat Dodge 50 jaar als automerk bestond) voor het eerste meer dan een half miljoen automobielen.
De nieuwe lichtgewicht 273-cubic inch V8 (4.5 L), de eerste voor Dart in 1969, werd geïntroduceerd midden 1964. Deze leverde 180 pk bij 4200 rpm en had een compression ratio van 8.8:1, met een 235 pk 273-cubic inch versie in 1965.
In 1965 werden 2-deurs hardtops leverbaar in de Dart 270 series en een vinyl dak was een optie voor de Dart GT. Verder verschijnen er dit jaar de schijfremmen. Naast de 170 of 225 cubic inch slant-six kreeg de Dart in 1966 een V8 motor, de 273 cubic inch V8, de grootste motor beschikbaar voor deze auto. Voor 1967 waren dat de 2-barrel en 4-barrel 273. Alhoewel de 6-cilinders veel beter verkochten dan de 8-cilinder motoren, bleef de V-8 ongetwijfeld populair. De trent in Amerikaanse auto’s waren de steeds groter wordende motoren. De paardenkrachten vierden hoogtij, en zelfs de compacts en ponycars bleven niet achter.
Vierde generatie – 1967-1969 Middleweight contenders
De Dart en Dart GT’s kregen een ander gezicht in bouwjaar 1967 met een compleet nieuwe bodylijn en verloren daarmee iets van de uitstraling die zo karakteristiek was voor de bouwjaren ’63-’66. Ze werden meer volwassen. Ze kregen een gespierder, sportiever, brutaler uiterlijk en de nieuwe lijn kon grotere motoren herbergen, zoals de 330 pk 383-cid V-8 in 1968. De Dart behield uiteindelijk deze vorm, afgezien van een paar veranderingen aan de voor- en achterkant en het interieur, tot het einde van de A-body produktielijn in 1976 (US/Canada/Mexico) en 1983 (Zuid-Amerika). De enige body styles waren de 2- en 4-deurs sedans, de hardtop en de convertible. De stationwagen werd geschrapt uit de Dartlijn. Het 170 model werd nu genoemd simpel Dart, en de 270 en GT versies bleven onveranderd. Laat in 1967 verscheen de GTS, maar in kleine aantallen, omdat hij zo laat in dat jaar verscheen en de 1968 GTS kreeg een 340 cub inch (5.6 L) V-8 motor als standaard uitrusting. De 2-deurs sedan verdween eind 1968 en daarvoor in de plaats verscheen de Swinger 2-deurs hardtop voor 1969. Ook verscheen de Swinger 340.
Het Swinger-model (meestal verkocht als een 2-deurs uitvoering) werd ook verkocht door Plymouth in 2-deurs uitvoering als de Scamp.
De Hemi Darts behoorden in de jaren 68 tot de wel meest gevreesde musclecars in het openbare wegverkeer en op de dragstrip. Met de krachtige Hemi- of 440-power werd de kleine A-body als het ware een raket op wielen, en dat niet in e laatste plaats dankzij Norman Kraus – de “King of Hi-Performance”- en zijn raceteam; in de jaren 60 uiterst succesvol in de racesport met zijn ‘GSS’. De legendarische Norman “Mr. Norm” Kraus, eigenaar van Grand Spaulding Dodge, een belangrijk Dodge dealer in Chicago, legde 440 cub inch Magnum motoren onder de kap van geselecteerde Dart GTS’s en noemde ze GSS dat stond voor ‘Grand Spaulding Special’.
De compacte Dart GTS had in het modeljaar 1968 indien gewenst het nu populaire handelsmerk ‘Bumble Bee Stripes’, dat daarmee high-performance Dodges identificeerde, en een 340 ci-V8 onder de motorkap.
De Dart rolde 1969 binnen met maar weinig veranderingen. De gewoonlijke jaarlijkse modelveranderingen hielden onder andere in: rechthoekige knipperlichten in zijschermen en grill ter vervanging van de ronde van het 1968 model, de grill en wat kleine interieur veranderingen. De 273 V-8, een plichtsgetrouwe soldaat sinds 1964, verscheen in de 1969 Darts. Voor 1969 waren er de modellen: GT, GTS, Dart Swinger en Swinger 340. De Swinger 340 was Dodge goedkopere alternatief voor de GTS o.a. uitgerust met de 340 V-8, een four-speed transmission, de “Swinger” bumble bee strepen, zijn typische motorkap en, om zich verder van de GT en GTS te kunnen onderscheiden, kreeg hij een exclusieve helder rode kleur mee. De Swinger was alleen verkrijgbaar in een 2-deurs hardtop. De prijzen voor de Swinger 340 begonnen bij $2,800. De beter uitgeruste GTS bij $3,226.
Tegen de tijd dat het decennium werd afgesloten bereikten de Chrysler A-body cars een hoogtepunt. In 1969 bracht Dodge 197.685 Darts uit, in vergelijking met Ford’s verdwijnende Falcon (96,016) en de uitstervende Chevrolet Corvair (6,000). De grotere, krachtigere compacts als de Dart, Valiant en Chevy Nova waren de keuzes van het autokopende publiek.
Vijfde generatie – 1970-1976 Darts
De Dart kreeg een nieuw uiterlijk in 1970 met veranderingen aan de voor- en achterkant om interne competitie met Dodge’s nieuwe ponycar, de Challenger, te vermijden.
In 1971 verscheen er een versie van de Plymouth’s populaire op Valiant gebaseerde fastback Duster, genoemd Demon. Dart’s performance model voor 1970, de Swinger 340 2-deurs hardtop, werd in 1971 vervangen door de Demon 340. Chrysler Canada, echter, bouwde enkele 1971 Swinger 340 hardtops gebaseerd op de Swinger Special voor twee dealers in West Canada. In 1973 was de fastback Demon omgedoopt in Dart Sport in reactie op enkele klachten vanuit religieuze hoek over de naam ‘Demon’ en het ‘devil-with-pitchfork’ logo. Zodoende werden enkele big-engined fastbacks omgedoopt tot Dart Sport 340 in 1973 en Dart Sport 360 voor 1974, als de 360 cub inch (5.9 L) V-8 de 340 cub inch (5.6 L) V-8 vervangt.
In 1973 werden alle motoren standaard voorzien van Chrysler’s nieuwe ‘electronic ignition system’. Nieuw in 1973 was de Dart Sport Convertriple. Net als de Valiant, werd de uiterst betrouwbare Dart, jarenlang de bestverkochte Amerikaanse compact car, in 1976 opgevolgd door, maar in essentie dezelfde wagen, de Dodge Aspen en zijn Plymouth broer Volare. Deze werden echter geen groot succes en hadden veel te lijden van slechte kwaliteit.
Dodge heeft zich opgewerkt tot de meest succesvolle divisie in de DaimlerChrysler-stal! Dodge overtuigde altijd opnieuw met vernieuwende modellen en interessante concepten en bracht ook steeds weer auto’s voort, die vandaag de dag mijlpalen zijn in de autogeschiedenis.