Met de Dodge naar Italië
Offroad vakantie met 4×4 club naar Italië – 1997
vertrek Maastricht : vrijdagnacht 2.30 uur – verzamelen Aken 3.00 uur
aankomst camping Italië : zaterdagnacht 24.15 uur
verblijf : camping te Daré, Dolomieten, provincie Trentino
aantal kilometers heen : 930 km
aantal terreinauto’s : 16
Voorbereiding: carkit gemonteerd op het dashboard voor de mobiele telefoon (model koelkast), brandblusapparaat bevestigd onder de driezitter aan de bestuurderskant, nieuwe banden onder mijn Dodge gezet, alle nippels doorgesmeerd, nieuwe benzine- en temperatuurmeter geplaatst (toch wel belangrijk detail!), mijn Dodge Club license plate (net binnen gekregen) op achterruit geplakt.
Echter, de benzinemeter blijkt niet te werken, nou ja, dan maar gokken wat de Dodge verbruikt. Ook gaan er nog wat onderdelen mee.
Over de heenreis hebben we 21 uur gedaan in verband met wat tegenslag en vertragingen onderweg. Ik was kapot en toen we uiteindelijk aankwamen op de camping ben ik met kleding en al vanuit m’n Dodge zo de tent ingerold.
Rit één: we vertrekken van de camping en rijden een bergpas op in de buurt van Madonna di Campiglio. We duiken de bergpas op en meteen begint de weg steil omhoog te lopen (het stijgingspercentage is behoorlijk!). In de scherpe bochten moet ik met de Dodge soms wel twee keer steken. De zon staat inmiddels ook flink te branden. Meteen hebben we problemen met mijn Dodge. De temperatuurmeter loopt op. Vervolgens wil hij niet meer klimmen en de motor valt uit; heb ik dat…
Nadat de motor nog twee keer is uitgevallen tijdens de steile klim (we blijven dit probleem de rest van de vakantie houden en weten het niet te localiseren), gaan we terug naar beneden, waar we vervolgens wat verkoeling hebben gezocht in een restaurant en op de terugkeer van de groep hebben gewacht.
Op naar de watervallen. Ik leer hier in de bergen wel de breedte van m’n Dodge kennen met al die tegenliggers op soms wel heel smalle stukken. Het is dan millimeterwerk om elkaar te passeren. Nu, het wegdek waar we ons op bevinden is alleen voor sportief ingestelde 4×4 rijders, temeer omdat de materiaalslijtage en belevenisgraad op dit traject in geen redelijke verhouding tot elkaar staan. Deze steenslagweg wordt hobbeliger en smaller, maar niet bijzonder steil en levert verder geen grote moeilijkheden op. De landschappelijke indrukken, de prachtige waterval en de foto’s die dit opleveren rechtvaardigen dit omweggetje.
Rit twee: na 2,5 uur rijden draaien we een steenslagweg op – de Pasubio pas. Sinds vele jaren al een uitgesproken modeberg onder de alpenrijders met zijn met ongewone koenheid in de rotswand gedynamiteerd tracé; voor 4×4 voertuigen echter probleemloos en interessant om te rijden.
We hoeven ons niet te storen aan het rijverbodsbord onder aan de pas, zo zij vermeld in de boeken. Het staat hier als zo vaak in Zuid-Tirol slechts om redenen van wetsaansprakelijkheid. Deze deels hobbelige steenslagweg klimt matig steil naar boven en komt na 7,9 km aan de Porte del Pasubio, een 100 mtr lange rotstunnel. Echter, deze is afgesloten. Jammer, want de rit bergafwaarts na deze tunnel beloofde mooie toverachtige hoogalpine scenario’s op te leveren.
Halverwege de terugrit bergafwaarts worden we aangehouden door de politie. De rijbewijzen worden ingenomen. Je mag hier, schijnt, toch niet rijden, ai … Vervolgens zit er niets anders op dan de carabiniere in hun 4×4 aangedreven Fiatje te volgen naar beneden, terug naar de asfaltweg waar we vandaan gekomen zijn. Daar wordt per auto een boete van
ƒ 140,– (au…!) uitgeschreven, waarna de rijbewijzen weer worden teruggegeven. Die vieren feest vanavond! Gelukkig nam iedereen het sportief op. Een dure rit geweest vandaag!
De volgende dag is er een rustdag ingelast, mede om aan de auto’s te sleutelen. Deze bergtocht leverde aan enkele auto’s kapotte kruiskoppelingen en aan één van de Suzuki’s een kapotte tussenbak op. Dit kon allemaal ter plekke of bij een garage gerepareerd worden.
Ik doe een middagtukkie in mijn Dodge, ik lees er in mijn boek, drink er mijn koffie, luister wat naar de muziek en schrijf mijn reisverslag. De regen klettert gezellig op het dak, mijn sokken hangen te luchten over het stuur, de handdoek hangt te drogen aan het dashboard en er staan wat nat geworden spullen onder de bank. Wacht, ik zal mij losrukken en mezelf concentreren op de komende rit; laten we gaan, voordat ik permanent deel van mijn Dodge ga uitmaken…
Rit drie: we rijden naar de Passo Tremalzo, één van de mooiste bergpassen. Het avontuur begint aan het Refugio Garda, vanaf hier gaat een steenslagweg verder en na 1700 mtr komt men aan de hoogtunnel. Na het passeren van de tunnel kom je oog in oog te staan met behoorlijke vergezichten en duizelingwekkende afgronden. Deze oude troepenweg biedt een hoge mate van landschappelijk en rijtechnisch genot.
Er zitten scherpe bochten in de weg en bijzonder smalle weggedeelten. Voor de meeste kleinere terreinauto’s is het hier in de bochten al tweemaal steken. Je zal maar in een Dodge rijden… Bovendien vorderen twee ongewoon scherpe bochten een meermaals rangeren boven steile afgronden. Meerijders met zwakke zenuwen moet deze weg bespaard blijven.
Beneden aangekomen lunchen we en daarna rijden we dezelfde weg weer terug en krijgen zo een heel andere indruk van deze bergpas. We overmeesteren nog enkele zeer enge bochten en maken veel foto’s onderweg.
Het heeft flink geonweerd deze avond, de afgelopen nacht was er ook al zo’n tropisch buitje op pad. Gelukkig schijnt overdag de zon weer.
Rit vier, tevens laatste rit – Monte Spino. Vobarno, 8 km van de westoever van het Gardameer gelegen, is het begin van deze toer. Echter, ik ga niet mee. Dodge vertikt het nog steeds om te klimmen, we blijven problemen houden.
Ik ga 40 km verderop gas tanken. Je moet hier op de bergwegen echt uitkijken voor de Italianen die je soms links en rechts voorbijkomen, ze dauwen gewoon door. Nu moet men mij geen woord kwaad van Italianen spreken – Italië-gek als ik ben – maar het moet gezegd, dat zij uitzonderlijk luidruchtig zijn. Wanneer de trotse bezitter van een Alfa Romeo een recht stuk weg voor zich ziet, dat betrekkelijk leeg is, dan laat hij zijn motor eerst even dreigend grommen, om hem dan met een extra dot gas te laten losbrullen, zodat het lijkt alsof er een eskader viermotorige bommenwerpers op ooghoogte overvliegt. Hetzelfde geldt voor de Italiaan op een Ducati-motor, je houd je hart vast met hun capriolen en inhaalmanoeuvres. De Italiaanse autofabrieken rusten hun autobussen en touringcars uit met machtige alarminstallaties, en wanneer de grote bussen door de haarspeldbochten razen, houden de chauffeurs de gespierde duim gedrukt op deze boordsirenes met de capaciteit van brulboeien.
In de bar drinken we nog even ‘un espresso’. Proef dan en drink met kleine teugen en prijs Italië. Van een espresso wordt een dood paard weer levend, een uitgeput 4×4 rijder krijgt er weer nieuwe krachten door. We rijden terug naar de camping en beginnen ons voor te bereiden op de terugweg naar huis.
Ciao!